Zorgwekkend: in Nederland gebruikt donorzaad blijkt voor meer dan de helft afkomstig van buitenlandse commerciële spermabanken

De Volkskrant publiceerde op 3 november het artikel: Commerciële buitenlandse route voor donorzaad voorziet meer dan helft van wensmoeders (volkskrant.nl)

In dit artikel lezen we dat bij meer dan de helft van de vruchtbaarheidsbehandelingen het gebruikte donorsperma afkomstig is van buitenlandse commerciële klinieken. Als hoofdreden voor deze trend worden de lange wachtlijsten bij Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken genoemd.

Dit is een zorgwekkende constatering, gezien het verschil in beleid tussen commerciële buitenlandse spermabanken enerzijds en de Nederlandse wetgeving hieromtrent anderzijds. Zo leveren commerciële buitenlandse spermabanken donorsperma aan gezinnen wereldwijd. Daarmee ontstaat het risico op een veel hoger aantal nakomelingen per donor dan het Nederlands wettelijk vastgelegde maximum van 12 gezinnen.
Daarnaast wordt het voor de SDKB (Stichting Donorgegevens Kustmatige Bevruchting) veel moeilijker om een buitenlandse donor te bereiken. Wanneer een donorkind van 16 jaar of ouder de persoonsidentificerende gegevens van de donorvader opvraagt, kan dat dus problemen opleveren. Verder zullen er wereldwijd waarschijnlijk de nodige halfbroers en -zussen rondlopen met wie contact evenmin mogelijk blijkt, hoewel een donorkind daarop – mits wederzijds gewenst − wel recht heeft. Het recht om je biologische familie te kennen moet altijd prevaleren boven het recht van de wensouder op een kind of op een kortere wachtlijst.
Dit Volkskrant-artikel bevestigt kortom precies datgene waartegen Stichting Donorkind al jarenlang waarschuwt.

Binnen de NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie) wordt nog gediscussieerd  over het gebruik van donorsperma van buitenlandse commerciële spermabanken. Hoogleraar gynaecologie Annemiek Nap, voorzitter van de pijler voortplantingsgeneeskunde van de NVOG, hoopt dat dit leidt ‘tot een gezamenlijk standpunt of advies, over hoe we hiermee omgaan in de toekomst.’ Het valt kortom nog te bezien nog of zo’n gezamenlijk standpunt in het voordeel van de donorkinderen uitvalt.

Stichting Donorkind pleit al veel langer voor een aanpassing van het Nederlandse spermadonorsysteem. Dat de opheffing van de donoranonimiteit in Nederland sinds 1 juni 2004 juist niet heeft geleid tot een afname van het aantal binnenlandse spermadonoren (zoals aanvankelijk werd gevreesd), mag bij de NVOG bekend worden verondersteld.
Bovendien wordt in het eerste kwartaal van 2024 een herziening verwacht van de huidige leeftijdsgrens van 16 jaar om als donorkind toegang te krijgen tot de persoonsidentificerende gegevens van de donorvader; zoals nu nog in de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) staat.  Het is goed denkbaar dat het loslaten van deze leeftijdsgrens nieuwe donoren aantrekt. Momenteel deinzen sommige potentiële donoren namelijk nog terug, omdat ze het moeilijk vinden om pas na 16 jaar in contact te komen met de donorkinderen die door hen zijn verwekt en die informatie willen over hun donorvader. Zodra deze leeftijdsgrens is aangepast, zal deze groep mannen zich wellicht eerder aanmelden bij Nederlandse spermabanken.